Nieuwe fiscale wetgeving

Vakartikels

Naar jaarlijkse gewoonte werd eind 2016 een batterij nieuwe fiscale wetgeving gelanceerd, waaronder ook de Programmawet. Het gaat om een verzamelwet met een amalgaam aan diverse maatregelen die zich opdringen om de vooropgestelde begrotingsdoelstellingen te bereiken. Een klassiek luik daarin zijn de fiscale maatregelen. Hierna volgt een beknopt overzicht van de belangrijkste fiscale maatregelen opgenomen in de Programmawet van 25 december 2016. Verder wordt er kort ingegaan op enkele andere fiscale wetten die eind 2016 verschenen.

Algemeen tarief roerende voorheffing naar 30%

In het kader van de algemene trend om de belastingdruk op beroepsinkomen te verschuiven naar beleggingsinkomsten, werd het basistarief van de roerende voorheffing (en het corresponderende afzonderlijk tarief in de personenbelasting) terug opgetrokken, dit maal van 27% naar 30%. Het nieuwe tarief geldt in principe voor alle roerende inkomsten (dividenden, interest, royalty’s, auteursrechten) die worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2017. De uitzonderingen voor VVPRbis dividenden (15%) en voor dividenden uit liquidatiereserves (10% + 5% bij uitkering na 5 jaar) blijven momenteel buiten schot.

Niettemin gaat ook de roerende voorheffing verschuldigd bij vervroegde dividenduitkering uit aangelegde liquidatiereserves (binnen 5 jaar na aanleg ervan) naar 20% (in plaats van 17%), doch de verhoging geldt enkel voor nieuwe liquidatiereserves opgebouwd vanaf 1 januari 2017 en verbonden aan aanslagjaar 2018.

Ook de roerende voorheffing van toepassing op interesten op gereglementeerde spaarboekjes (>1.880 EUR/jaar) en interesten betreffende de Leterme-Staatsbon blijft 15%. Idem voor de auteursrechten tot een maximumbedrag van 58.720 EUR per jaar (aanslagjaar 2018).

Intern meerwaarden leiden niet langer tot fiscaal kapitaal

In het verleden kon men via een inbreng van aandelen in het kapitaal van een (holding)vennootschap, gevolgd door een kapitaalvermindering binnen diezelfde vennootschap, vaak voor een belangrijke waarde belastingvrije gelden doen doorstromen naar de natuurlijke personen-aandeelhouders.

De fiscale ‘step-up’ die wordt gerealiseerd bij een inbreng van aandelen aan hun huidige waarde wordt voortaan aan banden gelegd.

Baker Tilly

Voor inbrengen vanaf 1 januari 2017, waarbij de gerealiseerde meerwaarde onbelast blijft (normaal beheer van privévermogen), wordt het fiscaal gestort kapitaal in hoofde van de inbrenggenietende vennootschap beperkt tot de aanschaffingswaarde van de ingebrachte aandelen bij de inbrenger. Het verschil tussen de marktwaarde bij inbreng en de  aanschaffingswaarde (zijnde de interne meerwaarde of step-up), zal worden beschouwd als een belaste reserve in kapitaal. Een latere kapitaalvermindering die wordt toegerekend op deze belaste reserve, zal dus fiscaal behandeld worden als een dividenduitkering en onderworpen worden aan roerende voorheffing ten belope van 30% vanaf 1 januari 2017. De wetgever wou hiermee het systeem dat al bestond voor vrijgestelde professionele meerwaarden op aandelen doortrekken naar vrijgestelde private meerwaarden. Ook inbrengen in buitenlandse vennootschappen worden geviseerd.

Verder werden ook gerichte controleacties aangekondigd op in het verleden gerealiseerde interne meerwaarden, dit op basis van de algemene anti-misbruikbepaling (art. 344, §1 WIB 1992). Tenslotte wordt in de voorbereidende werken ook gewaarschuwd dat een verkoop van aandelen aan een (eigen) holdingvennootschap tegen een rekening-courantschuld onder bepaalde omstandigheden aanleiding kan geven tot belastbare meerwaarden.

Verhoging verworpen uitgave bedrijfswagen van 17 % naar 40 %

Een vennootschap die, al dan niet kosteloos, een bedrijfswagen ter beschikking stelt van haar werknemers of bedrijfsleiders moest tot voor kort 17% van het bedrag van het voordeel van alle aard (voor het persoonlijk gebruik van de bedrijfswagen) aangeven als een verworpen uitgave, zij het dat eigen bijdragen van de gebruiker aftrekbaar waren van het voordeel van alle aard en dus van de berekeningsbasis voor de 17%.

Deze verworpen uitgave maakt deel uit van de minimale belastbare basis voor vennootschappen, zodat ook verlieslatende vennootschappen hier vennootschapsbelasting op betalen.

De fiscale kost van bedrijfswagens voor de werkgever/vennootschap wordt op twee vlakken verhoogd :

  • het bedrag dat de vennootschap in verworpen uitgaven moet opnemen, stijgt van 17% naar 40% van het voordeel van alle aard, indien de vennootschap ook de brandstofkosten verbonden aan het privé gebruik van de wagen geheel of gedeeltelijk ten laste neemt, ongeacht de vergoedingswijze (tankkaart, terugbetaling onkostennota, enz); en
  • wanneer het voordeel van alle aard geheel of gedeeltelijk wegvalt bij de werknemer/bedrijfsleider omdat deze een eigen bedrage betaalt, werkt dit niet meer door in de fiscale last voor de vennootschap. Er wordt niet langer rekening gehouden met een eventuele bijdrage van de gebruiker, zodat de vennootschap voortaan steeds hetzij 17% (geen tenlasteneming van brandstofkosten), hetzij 40% (wel tenlasteneming) van het volledig voordeel van alle aard (zonder aftrek van de eigen bijdrage) in verworpen uitgaven moet opnemen.

Dezelfde regeling geldt ook in de rechtspersonenbelasting en belasting van niet-inwoners. Van toepassing vanaf 1 januari 2017.

Deze verhogingen komen bovenop de jaarlijkse verlaging van de referentie-CO²uitstoot, die het belastbaar voordeel optrekken. De nieuwe referentie-uitstoot bedraagt 87 gr/km voor dieselwagens en 105 gr/km voor benzine-, LPG- of aardgaswagens.

Speculatiebelasting afgevoerd

De speculatiebelasting die werd ingevoerd bij wet van 26 december 2015 en van toepassing was op meerwaarden gerealiseerd door natuurlijke personen bij overdracht binnen 6 maanden van beursgenoteerde aandelen, opties, warranten en andere beursgenoteerde financiële instrumenten met genoteerde aandelen als onderliggend actief, werd afgevoerd met ingang van 1 januari 2017. Deze belasting bracht namelijk veel minder op dan verhoopt en kostte anderzijds een groot bedrag aan gederfde beurstaks.

Beurstaks uitgebreid

De beurstaks verschuldigd op de aan- en verkoop van effecten ondergaat op haar beurt een aantal belangrijke wijzigingen met ingang van 1 januari 2017:

  • uitbreiding van het toepassingsgebied van de taks tot orders rechtstreeks of onrechtstreeks gegeven aan een in het buitenland gevestigde professionele tussenpersoon door een in België verblijvende natuurlijke persoon of gevestigde rechtspersoon. Bedoeling is om de ontwijking van de taks via in het buitenland gevestigde vermogensbeheerders of andere tussenpersonen die via internet de Belgische markt bewerken uit te schakelen.Het is voortaan de Belgische ordergever die de schuldenaar van de belasting wordt, tenzij bewijs dat de taks toch is voldaan, bijv. door tussenkomst van een in België gevestigde aansprakelijke vertegenwoordiger aangesteld door de in het buitenland gevestigde tussenpersoon.
  • verdubbeling van alle plafonds van de beurstaks per partij en per transactie;
  • tenslotte werd de termijn voor de aangifte (‘opgave’) en betaling van de beurstaks verlengd en de boetes voor laattijdige of niet correcte aangifte verhoogd.

Wenst u hierover meer te weten, neem dan contact op met onze belastingadviseurs.

Tax shelter podiumwerken

Recent werd het tax shelter-stelsel voor audiovisuele werken uitgebreid tot podiumwerken. Deze nieuwe regeling is van toepassing op raamovereenkomsten ondertekend vanaf 1 februari 2017 (Wet van 25 december 2016 houdende de vrijstelling van inkomsten die worden geïnvesteerd in een raamovereenkomst voor de productie van een podiumwerk, B.S., 17 januari 2017).

Meer bepaald moet het gaan om nieuwe Belgische of Europese podiumproducties, waarbij de productie- en exploitatie-uitgaven maximaal in België worden gedaan. Een ‘nieuwe podiumproductie’ is een theater-, circus-, straattheater-, opera-, klassieke muziek-, dans- of muziektheaterproductie, inclusief musical en ballet, en de productie van een totaalspektakel, waarbij het scenario, de theatertekst, de regie of de scenografie nieuw is, of die een herinterpretatie betreft. De productievennootschap moet erkend zijn en als voornaamste doel de productie en ontwikkeling van nieuwe podiumproducties hebben.

Ook verenigingen zonder winstoogmerk (VZW’s) en andere rechtspersonen die erkend zijn als een productievennootschap komen in aanmerking. Voorts volgt het fiscale luik van deze nieuwe regeling voor podiumwerken de reeds bestaande regeling voor audiovisuele productie naar analogie. In een volgende publicatie zal dit onderwerp uitgebreider behandeld worden.

Ook andere fiscale wetten gepubliceerd

Behalve de Programmawet werd ook volgende fiscaal gerelateerde wetgeving gepubliceerd in december 2016 :

  • In drie koninklijke besluiten van 28 oktober 2016 werden de modelformulieren inzake transfer pricing rapportering gepubliceerd, met name voor het groepsdossier (Master File), het lokaal dossier (Local File) en het landenrapport (Country-by-Country Report). Ook de verplichte notificatie inzake de groepsvennootschap die zal instaan voor de opmaak van het landenrapport werd verder toegelicht. Meteen werd uitstel verleend: de notificatieplicht voor rapporteringsperiodes (boekjaren) van multinationale groepen die beginnen vanaf 1 januari 2016 moet uiterlijk op 30 september 2017 vervuld worden (KB’s dd. 28 oktober 2016 en Toelichting bij de formulieren, B.S., 2 december 2016).
    Voor meer info over de transfer pricing rapporteringsverplichtingen verwijzen we naar onze nieuwsbrief van oktober 2016.
  • Creatie van een juridisch kader voor crowdfundingplatformen waarop beroep kan worden gedaan in het kader van de tax shelter regeling voor startende ondernemingen. Zie ook onze nieuwsbrief van oktober 2015. (Wet van 18 december tot regeling van de erkenning en de afbakening van crowdfunding en houdende diverse bepalingen inzake financiën, B.S., 20 december 2016). In een van onze volgende nieuwsbrieven zullen we specifiek ingaan op de tax shelter regeling voor startende ondernemingen en alternatieve financieringsbronnen voor kmo’s.
  • Invoering van nieuwe anti-misbruikbepalingen inzake DBIaftrek en verzaking aan de roerende voorheffing op dividenden en invoering van keuzemogelijkheid bij betaling van ‘exitheffing’ bij emigratie van vennootschappen (Wet van 1 december 2016 houdende fiscale bepalingen, B.S., 8 december 2016).
  • Wet tot instelling van een rulingpraktijk voor vragen inzake boekhoudrecht (Wet van 12 december 2016 tot wijziging van het wetboek van economisch recht, wat de bevoegdheid van de commissie voor boekhoudkundige normen betreft, B.S., 20 december 2016).

Voor verdere toelichting, kan u steeds terecht bij Marc De Munter (Tax Partner).