Hervorming patrimoniumtaks voor vzw's, ivzw’s en private stichtingen vanaf 2024

Vakartikels

Sinds jaar en dag zijn vzw’s, internationale vzw’s (of ‘ivzw’s’) en private stichtingen onderworpen aan een taks tot vergoeding der successierechten of patrimoniumtaks van 0,17% op de waarde van hun bezittingen. Door de wet van 28 december 2023 houdende diverse fiscale bepalingen wordt deze taks hervormd. Het doel is deze meer in lijn te brengen met de evolutie van de erfbelasting die deze taks wil compenseren.

Tot 2023 werden (i)vzw’s en private stichtingen op het geheel van hun bezittingen, op enkele uitzonderingen na (waaronder in het buitenland gelegen onroerende goederen en het werkkapitaal), belast aan een vlak tarief van 0,17%. Een eerste schijf van 25.000 EUR aan bezittingen werd niet belast. Het doel van deze taks is om het verlies aan erfbelasting te compenseren dat voortvloeit uit het feit dat de bezittingen in handen zijn van een aparte rechtspersoon, verschillend van de leden.

Aangezien de tarieven van de erfbelasting de voorbije jaren sterk zijn verhoogd en progressief oplopen, wou de wetgever de patrimoniumtaks hieraan aanpassen. Tegelijk was het de bedoeling om kleine instellingen meer te ontzien, zodat ze hun beperkte middelen voor de ontwikkeling van hun onbaatzuchtig of ideëel doel kunnen inzetten.

Nieuwe progressieve tarieven en hogere vrijstelling

Vanaf 2024 gelden de volgende progressieve tarieven:

  • 0,00 – 50.000,00 EUR: 0% (voetvrijstelling voor alle belastingplichtigen)
  • 50.000,01 – 250.000,00 EUR: 0,15%
  • 250.000,01 – 500.000 EUR: 0,30%
  • 500.000,01 - …: 0,45%

Dit betekent dat (i)vzw’s en private stichtingen, waarvan de belastbare bezittingen 50.000 EUR niet overschrijden, voortaan aan de patrimoniumtaks (en bijhorende aangifteplicht) ontsnappen, terwijl instellingen met hogere bezittingen meer belasting zullen betalen. Het kantelpunt ligt rond 346.000 EUR aan bezittingen.

Vanaf van aanslagjaar 2024 wordt de patrimoniumtaks volgens nieuwe progressieve tarieven geheven, met een vrijstelling van de eerste 50.000 EUR aan bezittingen.

Alle bezittingen worden geviseerd, ongeacht hun locatie

In het buitenland gelegen onroerende goederen ontsprongen tot op heden de patrimoniumtaks. Op basis van rechtspraak van het Grondwettelijk Hof komt daar nu een einde aan. Dit betekent concreet dat ook buitenlands onroerend goed aan de taks wordt onderworpen.

Als correlatief van de onderwerping van buitenlands onroerend goed wordt nu voorzien in een wettelijke voorkoming van dubbele belasting. Wanneer het betrokken vastgoed in het buitenland aan een gelijkaardige (patrimonium)taks onderworpen is, wordt de Belgische patrimoniumtaks op dit vastgoed verminderd met de buitenlandse belasting (omgerekend in euro op de betaaldatum). Let wel: deze vermindering is onderworpen aan een aantal specifieke formaliteiten.

Belastingvermindering voor bepaalde sectoren

Om de impact van de nieuwe progressieve tarieven op bepaalde te ondersteunen sectoren te milderen, voorziet de wetgever een belastingvermindering voor enkele specifieke sectoren, met name:

  • De zorgsector, in het bijzonder:
    • de ziekenhuizen, psychiatrische inrichtingen, klinieken en dispensaria,
    • aangevuld met een aantal publiekrechtelijke of door de overheid erkende instellingen actief op het vlak van maatschappelijk werk, sociale zekerheid en bescherming van kinderen en ouderen, waaronder onder meer instellingen voor bejaardenzorg, kinderbewaarplaatsen en jeugdtehuizen, instellingen voor gezinshulp, instellingen voor gehandicaptenzorg
    • evenals exploitanten van inrichtingen voor sport en lichamelijke opvoeding
    • de onderwijssector, met name school- en universitair onderwijs en de beroepsopleiding of -herscholing
    • alsook de culturele sector die instaat voor de organisatie van toneel-, ballet- of filmvoorstellingen, tentoonstellingen, concerten of conferenties, die voor meer dan de helft van hun omzet handelingen verrichten die btw-vrijgesteld zijn op grond van artikel 44, §2, 1°, 2°, 3°, 4°, a) en 9° W. BTW;
  • De maatwerkbedrijven die opgericht of erkend zijn door de bevoegde gewestelijke regering of instelling, zonder voorwaarde op vlak van omzet;
  • De medische huizen bedoeld in artikel 32, §1, tweede lid van het Koninklijk Besluit van 3 juli 1996 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, met name ‘zorgverleners of een groep van zorgverleners die geneeskundige verstrekkingen verlenen die betaald worden volgens de regels vastgesteld in uitvoering van artikel 52, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, alsook de andere medische huizen, geïntegreerde gezondheidsverenigingen en wijkgezondheidscentra erkend door de bevoegde gewest- of gemeenschapsoverheid, terug zonder voorwaarde op vlak van omzet;
  • De instellingen die dierenasielen beheren en erkend zijn overeenkomstig de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren of het Waalse Dierenwelzijnwetboek;
  • De centra voor private archieven die erkend zijn door de bevoegde gemeenschapsregering of -instelling; en
  • De patrimoniuminstellingen, met name de instellingen waarvan minstens 75% van de bezittingen wordt aangewend door een instelling zoals bedoeld in (a) tot (e) hierboven. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de aparte ‘patrimonium-vzw’s’ waarin zorginstellingen hun infrastructuur vaak onderbrengen.

Voor al deze sectoren wordt de waarde van hun bezittingen verminderd met 62,3%, zodat er slechts 37,7% van de waarde van hun bezittingen wordt belast. Hierdoor betalen deze instellingen nooit meer dan (afgerond) 0,17% op hun bezittingen, wat overeenstemt met het huidige vaste tarief. Op die manier hoopt de regering de toegang tot onder meer de zorgverlening, alsook de sport- en cultuursector niet duurder te maken.

Enkele sectoren, waaronder de zorgsector en de erkende maatwerkbedrijven, genieten een vermindering van de patrimoniumtaks.

Anti-misbruikbepaling

Van de aanpassing van de patrimoniumtaks maakt de wetgever ook gebruik om in de wetgeving te verduidelijken dat de anti-misbruikbepaling vermeld in artikel 18, §2 W. Reg., die door artikel 106, tweede lid W. Succ. toepasselijk wordt gemaakt inzake successierechten, onverkort doorwerkt op het vlak van de patrimoniumtaks. Op basis hiervan zou de fiscale administratie bijvoorbeeld de splitsing van een (i)vzw of private stichting kunnen betwisten, wanneer niet kan worden aangetoond dat daarvoor enige wezenlijke niet-fiscale redenen bestaan.

Inwerkingtreding

De hervorming van de patrimoniumtaks is in werking getreden op 1 januari 2024. Deze taks zal dus meteen een impact hebben op de aangifte die per 31 maart 2024 moet ingediend worden. Ook de invoering van een nieuwe elektronische aangifte staat op de planning.

Meer weten?

Als klant van Baker Tilly kunt u contact opnemen met Marc De Munter, Corporate Tax Partner of uw dossierbeheerder. 
Nog geen klant? Contacteer ons voor een vrijblijvend gesprek.